Faeröerder
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: Faeröerder (hulp, bestand)
Woordafbreking
- Fae·röer·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | Faeröerder | Faeröerders |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de Faeröerder m
- (demoniem) een inwoner van Faeröer, of iemand afkomstig uit Faeröer
Verwante begrippen
Demoniemen bij Faeröer in het Nederlands | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
inwoner: Faeröerder • inwoonster: Faeröerse • bijvoeglijk: Faeröers |
Gangbaarheid
- Het woord Faeröerder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.