Benelux-land

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • Be·ne·lux-land
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord Benelux-land Benelux-landen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het Benelux-lando

  1. (regering) een van de staten die het samenwerkingsverband Benelux vormen: België, Nederland of Luxemburg
     Nederland had, als grootste Benelux-land, voor het jubileum niet meer dan 61.000 gulden over.[2]
     De Europese partij van christen-democraten EVP vindt dat de nieuwe voorzitter van de Europese Commissie een christen-democraat uit één van de Benelux-landen moet zijn.[3]
Schrijfwijzen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 21 januari 2021 Weblink bron
    Birgit Donker
    “Benelux van losse babbel naar politiek overleg” (16 november 1994) op nrc.nl op Wikipedia
  3. Bronlink geraadpleegd op 21 januari 2021 Weblink bron “Martens: opvolger van Delors moet uit Benelux-land komen; Kandidatuur van Giuliano Amato “pure speculatie”” (7 juli 1994) op nrc.nl op Wikipedia