διάβολος
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Grieks
Uitspraak
Woordafbreking
- δι‧ά‧βο‧λος
Woordherkomst en -opbouw
Zelfstandig naamwoord
διάβολος m
- (religie) duivel, bijnaam voor Satan
- belasteraar, kwaadspreker
Oudgrieks
Uitspraak
- IPA: /di.ˈa.bɔ.los/
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van διαβάλλειν ww (diabállein) "belasteren, voor de voeten werpen", samengesteld uit δια vz "uiteen" en βάλλειν (bállein) "werpen" [1]
Zelfstandig naamwoord
διάβολος m
- (religie) duivel, bijnaam voor Satan
- lasteraar, kwaadspreker
Verwijzingen
- ↑
Weblink bron
Henry George Liddell & Robert Scott“An Intermediate Greek-English Lexicon, διάβολος”