écœurant
Uiterlijk
- é·cœu·rant
écœurant
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van écœurer
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
mannelijk | écœurant | écœurants |
vrouwelijk | écœurante | écœurantes |
écœurant
- misselijkmakend
- (straattaal) (Canada) gaaf, vet (verg. Engels “sick”)
écœurant m
- (spreektaal) (Canada) vervelende persoon, eikel