zeefbeen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zeef·been
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zeef en been
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zeefbeen | zeefbeenderen |
verkleinwoord | zeefbeentje | zeefbeentjes |
Zelfstandig naamwoord
het zeefbeen o
- (anatomie) één van de beenderen van de schedel dat van zeer veel openingen voorzien is
- Waar bevindt het zeefbeen zich, meneer?
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. één van de beenderen van de schedel
Gangbaarheid
- Het woord 'zeefbeen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.