wederkeren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van wederkeren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		wederkeren			weder te keren
	toekomend		zullen wederkeren weder zullen keren			te zullen wederkeren weder te zullen keren
voltooid	tegenwoordig		zijn wedergekeerd			te zijn wedergekeerd
	toekomend		wedergekeerd zullen zijn			wedergekeerd te zullen zijn
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	wederkerend		wedergekeerd			ev. keer weder	mv. verouderd keert weder	kere weder (bijzin) wederkere
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
hoofdzin	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	keer weder	keert weder	keert weder	keert weder	keert weder	keren weder	keren weder	keren weder
verleden (o.v.t.)	keerde weder	keerde weder	keerde weder	keerde weder	keerde weder	keerden weder	keerden weder	keerden weder
toekomend (o.t.t.t.)	zal wederkeren	zult/zal wederkeren	zult/zal wederkeren	zult wederkeren	zal wederkeren	zullen wederkeren	zullen wederkeren	zullen wederkeren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou wederkeren	zou wederkeren	zou(dt) wederkeren	zoudt wederkeren	zou wederkeren	zouden wederkeren	zouden wederkeren	zouden wederkeren
bijzin	.. dat ik	.. dat jij, je	.. dat u	.. dat gij	.. dat hij, zij, het	.. dat wij	.. dat jullie	.. dat zij
tegenwoordig (o.t.t.)	wederkeer	wederkeert	wederkeert	wederkeert	wederkeert	wederkeren	wederkeren	wederkeren
verleden (o.v.t.)	wederkeerde	wederkeerde	wederkeerde	wederkeerde	wederkeerde	wederkeerden	wederkeerden	wederkeerden
toekomend (o.t.t.t.)	zal wederkeren weder zal keren	zult/zal wederkeren weder zult/zal keren	zult/zal wederkeren weder zult/zal keren	zult wederkeren weder zult keren	zal wederkeren weder zal keren	zullen wederkeren weder zullen keren	zullen wederkeren weder zullen keren	zullen wederkeren weder zullen keren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou wederkeren weder zou keren	zou wederkeren weder zou keren	zou(dt) wederkeren weder zou(dt) keren	zoudt wederkeren weder zoudt keren	zou wederkeren weder zou keren	zouden wederkeren weder zouden keren	zouden wederkeren weder zouden keren	zouden wederkeren weder zouden keren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben wedergekeerd	bent wedergekeerd	bent/is wedergekeerd	zijt wedergekeerd	is wedergekeerd	zijn wedergekeerd	zijn wedergekeerd	zijn wedergekeerd
verleden (v.v.t.)	was wedergekeerd	was wedergekeerd	was wedergekeerd	waart wedergekeerd	was wedergekeerd	waren wedergekeerd	waren wedergekeerd	waren wedergekeerd
toekomend (v.t.t.t.)	zal wedergekeerd zijn	zal/zult wedergekeerd zijn	zult/zal wedergekeerd zijn	zult wedergekeerd zijn	zal wedergekeerd zijn	zullen wedergekeerd zijn	zullen wedergekeerd zijn	zullen wedergekeerd zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou wedergekeerd zijn	zou wedergekeerd zijn	zou/zoudt wedergekeerd zijn	zoudt wedergekeerd zijn	zou wedergekeerd zijn	zouden wedergekeerd zijn	zouden wedergekeerd zijn	zouden wedergekeerd zijn