waterpas

Uit WikiWoordenboek
Een waterpas.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wa·ter·pas
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord waterpas waterpassen
verkleinwoord waterpasje waterpasjes

Zelfstandig naamwoord

waterpas v/m en o

  1. (gereedschap) een werktuig dat gebruikt wordt om zeker te stellen dat iets loodrecht op de richting van de zwaartekracht komt te staan
    • Een waterpas is een met vloeistof gevuld buisje met een luchtbel. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen waterpas waterpasser waterpast
verbogen waterpasse waterpassere waterpaste
partitief waterpas waterpassers -

Bijvoeglijk naamwoord

waterpas

  1. horizontaal uitgericht (als) met een waterpas
    • Niets is erger dan een niet waterpasse vloer van een kamer. 

Werkwoord

vervoeging van
waterpassen

waterpas

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van waterpassen
    • Ik waterpas. 
  2. gebiedende wijs van waterpassen
    • Waterpas! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van waterpassen
    • Waterpas je? 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be