tegenstreven
Nederlands
Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van "tegen" en "streven"
Woordafbreking
- te·gen·stre·ven
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
tegenstreven |
streefde tegen |
tegengestreefd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
tegenstreven
- inergatief iemand tegenwerken, trachten voor te zijn
- Ik laat het maar zo, verder tegenstreven heeft geen zin.
Synoniemen
- tegenspelen, tegenwerken, bestrijden, verhinderen, verijdelen, dwarszitten, dwarsbomen, concurreren, wedijveren, rivaliseren
Vertalingen
iemand tegenwerken
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tegenstreven | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- het iemand tegenwerken
- Zijn tegenstreven leverde geen succes op, de opdracht ging naar de concurrent.
Synoniemen
Vertalingen
het iemend tegenwerken
Gangbaarheid
- Het woord tegenstreven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tegenstreven" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 12
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Inergatief werkwoord in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 85 %
- Prevalentie Vlaanderen 85 %