stuurboord

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stuur·boord
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘van achter naar voren gezien de rechterzijde van het schip’ voor het eerst aangetroffen in 1532 [1]
  • samenstelling van  stuur  en  boord  of samenstelling van de stam van sturen en boord
enkelvoud meervoud
naamwoord stuurboord stuurboorden
verkleinwoord stuurboordje stuurboordjes

Zelfstandig naamwoord

het stuurboordo

  1. (scheepvaart) de rechterzijde als men vanop een schip naar de boeg kijkt
    • Aan stuurboord is een groen navigatielicht gemonteerd. 
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen