bakboord

Uit WikiWoordenboek
roerstandaanwijzer roer aan bakboord

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bak·boord
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bakboord bakboorden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het bakboordo

  1. (scheepvaart) de linkerzijde als men vanop een schip naar de boeg kijkt
    • Aan bakboord is een rood navigatielicht gemonteerd. 
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen