tribordo

Uit WikiWoordenboek

Italiaans

Uitspraak
  • IPA: /tri.ˈbor.do/
Woordafbreking
  • tri·bor·do
Woordherkomst en -opbouw
  • Via het Franse tribord ontleend aan het Nederlandse stierboord, een dialectale variant van stuurboord.
enkelvoud meervoud
tribordo -

Zelfstandig naamwoord

tribordo m

  1. (scheepvaart) stuurboord
    «La baleniera accostò la nave sotto il tribordo e si ormeggiò all’estremità della scala di corda, che era stata subito gettata dagli uomini di guardia.[1]»
    De walvisvaarder ging langs het schip liggen aan stuurboord en legde zich vast aan het uiteinde van de touwladder, die onmiddellijk uitgeworpen was door de wachters.
Synoniemen
Antoniemen

Verwijzingen

  1. Emilio Salgari, Jolanda, la figlia del Corsaro Nero (1905), Capitolo Terzo.