stofhagelen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van stofhagelen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | stofhagelen | te stofhagelen | ||||||
toekomend | zullen stofhagelen | te zullen stofhagelen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gestofhageld | te hebben gestofhageld | ||||||
toekomend | gestofhageld zullen hebben | gestofhageld te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
stofhagelend | gestofhageld | ev. stofhagel |
mv. verouderd stofhagelt |
stofhagele | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | stofhagel | stofhagelt | stofhagelt | stofhagelt | stofhagelt | stofhagelen | stofhagelen | stofhagelen | |
verleden (o.v.t.) | stofhagelde | stofhagelde | stofhagelde | stofhagelde | stofhagelde | stofhagelden | stofhagelden | stofhagelden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal stofhagelen | zult/zal stofhagelen | zult/zal stofhagelen | zult stofhagelen | zal stofhagelen | zullen stofhagelen | zullen stofhagelen | zullen stofhagelen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou stofhagelen | zou stofhagelen | zou(dt) stofhagelen | zoudt stofhagelen | zou stofhagelen | zouden stofhagelen | zouden stofhagelen | zouden stofhagelen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gestofhageld | hebt gestofhageld | hebt/heeft gestofhageld | hebt gestofhageld | heeft gestofhageld | hebben gestofhageld | hebben gestofhageld | hebben gestofhageld | |
verleden (v.v.t.) | had gestofhageld | had gestofhageld | had gestofhageld | hadt gestofhageld | had gestofhageld | hadden gestofhageld | hadden gestofhageld | hadden gestofhageld | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gestofhageld hebben | zal/zult gestofhageld hebben | zult/zal gestofhageld hebben | zult gestofhageld hebben | zal gestofhageld hebben | zullen gestofhageld hebben | zullen gestofhageld hebben | zullen gestofhageld hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gestofhageld hebben | zou gestofhageld hebben | zou/zoudt gestofhageld hebben | zoudt gestofhageld hebben | zou gestofhageld hebben | zouden gestofhageld hebben | zouden gestofhageld hebben | zouden gestofhageld hebben |