stagneren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van stagneren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		stagneren			te stagneren
	toekomend		zullen stagneren			te zullen stagneren
voltooid	tegenwoordig		zijn gestagneerd			te zijn gestagneerd
	toekomend		gestagneerd zullen zijn			gestagneerd te zullen zijn
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	stagnerend		gestagneerd			ev. stagneer	mv. verouderd stagneert	stagnere
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	stagneer	stagneert	stagneert	stagneert	stagneert	stagneren	stagneren	stagneren
verleden (o.v.t.)	stagneerde	stagneerde	stagneerde	stagneerde	stagneerde	stagneerden	stagneerden	stagneerden
toekomend (o.t.t.t.)	zal stagneren	zult/zal stagneren	zult/zal stagneren	zult stagneren	zal stagneren	zullen stagneren	zullen stagneren	zullen stagneren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou stagneren	zou stagneren	zou(dt) stagneren	zoudt stagneren	zou stagneren	zouden stagneren	zouden stagneren	zouden stagneren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben gestagneerd	bent gestagneerd	bent/is gestagneerd	zijt gestagneerd	is gestagneerd	zijn gestagneerd	zijn gestagneerd	zijn gestagneerd
verleden (v.v.t.)	was gestagneerd	was gestagneerd	was gestagneerd	waart gestagneerd	was gestagneerd	waren gestagneerd	waren gestagneerd	waren gestagneerd
toekomend (v.t.t.t.)	zal gestagneerd zijn	zal/zult gestagneerd zijn	zult/zal gestagneerd zijn	zult gestagneerd zijn	zal gestagneerd zijn	zullen gestagneerd zijn	zullen gestagneerd zijn	zullen gestagneerd zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gestagneerd zijn	zou gestagneerd zijn	zou/zoudt gestagneerd zijn	zoudt gestagneerd zijn	zou gestagneerd zijn	zouden gestagneerd zijn	zouden gestagneerd zijn	zouden gestagneerd zijn