schroomvallig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schroom·val·lig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen schroomvallig schroomvalliger schroomvalligst
verbogen schroomvallige schroomvalligere schroomvalligste
partitief schroomvalligs schroomvalligers -

Bijvoeglijk naamwoord

schroomvallig

  1. verlegen
  2. aarzelend, terughoudend, weifelachtig
    • De schroomvallige politici zijn er niet happig op om de christenvervolging aan de kaak te stellen. 
Verwante begrippen
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

[1]

[2]

Gangbaarheid

59 % van de Nederlanders;
71 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen