beschroomd

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·schroomd
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘bedeesd’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1599 [1]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen beschroomd beschroomder beschroomdst
verbogen beschroomde beschroomdere beschroomdste

Bijvoeglijk naamwoord

beschroomd

  1. geremd door gevoelens van onzekerheid, schaamte of verlegenheid
    • Zij is er niet beschroomder op geworden, geloof ik. 
Vertalingen

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
79 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen