ruin

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ruin
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘gecastreerde hengst’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1460 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord ruin ruinen
verkleinwoord ruintje ruintjes

Zelfstandig naamwoord

de ruinm

  1. (paardrijden) gecastreerde hengst
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

83 % van de Nederlanders;
67 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
ruin ruins

Zelfstandig naamwoord

ruin

  1. ruïne
vervoeging
onbepaalde wijs to  ruin 
he/she/it  ruins 
verleden tijd  ruined 
voltooid
deelwoord
 ruined 
onvoltooid
deelwoord
 ruining 
gebiedende wijs  ruin 

Werkwoord

ruin

  1. ruïneren