quizzen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van quizzen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		quizzen			te quizzen
	toekomend		zullen quizzen			te zullen quizzen
voltooid	tegenwoordig		gequizd			te gequizd
	toekomend		gequizd zullen			gequizd te zullen
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	quizzend		gequizd			ev. quiz	mv. verouderd quizt	quizze
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	quiz	quizt	quizt	quizt	quizt	quizzen	quizzen	quizzen
verleden (o.v.t.)	quizde	quizde	quizde	quizde	quizde	quizden	quizden	quizden
toekomend (o.t.t.t.)	zal quizzen	zult/zal quizzen	zult/zal quizzen	zult quizzen	zal quizzen	zullen quizzen	zullen quizzen	zullen quizzen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou quizzen	zou quizzen	zou(dt) quizzen	zoudt quizzen	zou quizzen	zouden quizzen	zouden quizzen	zouden quizzen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij