onderhoren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van onderhoren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | onderhoren | te onderhoren | ||||||
toekomend | zullen onderhoren | te zullen onderhoren | |||||||
voltooid | tegenwoordig | onderhoord | te onderhoord | ||||||
toekomend | onderhoord zullen | onderhoord te zullen | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
onderhorend | onderhoord | ev. onderhoor |
mv. verouderd onderhoort |
onderhore | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | onderhoor | onderhoort | onderhoort | onderhoort | onderhoort | onderhoren | onderhoren | onderhoren | |
verleden (o.v.t.) | onderhoorde | onderhoorde | onderhoorde | onderhoorde | onderhoorde | onderhoorden | onderhoorden | onderhoorden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal onderhoren | zult/zal onderhoren | zult/zal onderhoren | zult onderhoren | zal onderhoren | zullen onderhoren | zullen onderhoren | zullen onderhoren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou onderhoren | zou onderhoren | zou(dt) onderhoren | zoudt onderhoren | zou onderhoren | zouden onderhoren | zouden onderhoren | zouden onderhoren | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij |