natten/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van natten
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		natten			te natten
	toekomend		zullen natten			te zullen natten
voltooid	tegenwoordig		hebben genat			te hebben genat
	toekomend		genat zullen hebben			genat te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	nattend		genat			ev. nat	mv. verouderd nat	natte
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	nat	nat	nat	nat	nat	natten	natten	natten
verleden (o.v.t.)	natte	natte	natte	natte	natte	natten	natten	natten
toekomend (o.t.t.t.)	zal natten	zult/zal natten	zult/zal natten	zult natten	zal natten	zullen natten	zullen natten	zullen natten
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou natten	zou natten	zou(dt) natten	zoudt natten	zou natten	zouden natten	zouden natten	zouden natten
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb genat	hebt genat	hebt/heeft genat	hebt genat	heeft genat	hebben genat	hebben genat	hebben genat
verleden (v.v.t.)	had genat	had genat	had genat	hadt genat	had genat	hadden genat	hadden genat	hadden genat
toekomend (v.t.t.t.)	zal genat hebben	zal/zult genat hebben	zult/zal genat hebben	zult genat hebben	zal genat hebben	zullen genat hebben	zullen genat hebben	zullen genat hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou genat hebben	zou genat hebben	zou/zoudt genat hebben	zoudt genat hebben	zou genat hebben	zouden genat hebben	zouden genat hebben	zouden genat hebben