lokker

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lok·ker
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van lokken met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord lokker lokkers
verkleinwoord lokkertje lokkertjes

Zelfstandig naamwoord

de lokkerm

  1. iemand die lokt of meelokt
Hyponiemen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Deens

Uitspraak
Woordafbreking
  • lok·ker
Woordherkomst en -opbouw
  • Zelfstandig naamwoord: Afleiding van het Deense werkwoord lokke met het achtervoegsel -er.
  • Zelfstandig naamwoord: Verkorting van het Deense zelfstandige naamwoord børnelokker.

Werkwoord

lokker

  1. tegenwoordige tijd van lokke

Zelfstandig naamwoord

lokker

  1. (afkorting), (verkorting) lokker, verleider

Zelfstandig naamwoord

lokker, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van lok

Verwijzingen


Noors

Woordafbreking
  • lok·ker

Werkwoord

lokker

  1. tegenwoordige tijd van lokke

Zelfstandig naamwoord

lokker, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van lokk