kinderlokker

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kin·der·lok·ker
Woordherkomst en -opbouw
  • Voor het eerst aangetroffen op 11 november 1912, naar aanleiding van een gebeurtenis op zaterdag 9 november in Winterswijk, zie vindplaats hieronder.
  • samenstelling van  kind  en  lokker  met het invoegsel -er- 
enkelvoud meervoud
naamwoord kinderlokker kinderlokkers
verkleinwoord kinderlokkertje kinderlokkertjes

Zelfstandig naamwoord

de kinderlokkerm

  1. iemand die kinderen meelokt (vaak met de bedoeling hen seksueel te misbruiken)
     Het gerucht deed de ronde in de plaats, dat een onbekend persoon kinderen door het aanbieden van lekkers en geld wilde verlokken, met hem mede te gaan. Den vorigen avond had hij zulks reeds geprobeerd. Zoodra de politie dit gewaar werd, werden van het gemeentehuis kennisgevingen gezonden aan de hoofden van scholen, om de kinderen te waarschuwen met geen enkel onbekend persoon mee te gaan. De vrees voor den „kinderlokker" was zoo groot, dat de ouders hunne kinderen niet alleen op straat durfden laten gaan.[1]

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 15-11-2020 Weblink bron Gemeente en Provincie. Winterswijk in rep en roer. in: Arnhemsche courant, Arnhem (11 november 1912), p. 1 op Delpher op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be