krasj

Noors

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / kɾaʃ /, / kɾæʃ /

Woordafbreking

• krasj

Woordherkomst en -opbouw

• klanknabootsing; ontleend aan het Engelse zelfstandige naamwoord crash

m	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	krasj	krasjen	krasjer	krasjene
genitief	krasjs	krasjens	krasjers	krasjenes

o	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	krasj	krasjet	krasj	krasja krasjene
genitief	krasjs	krasjens	krasjers	krasjas krasjenes

Zelfstandig naamwoord

krasj, m / o

1. (luchtvaart) crash, ongeluk, vliegtuigcrash
2. (verkeer) auto-ongeluk, botsing, ongeluk, verkeersongeluk
3. (geluid) dreun

Synoniemen

• kollisjon
• sammenstøt

Afgeleide begrippen

• [1]: flykrasj
• [1]: krasjlande
• [1]: krasjlanding
• [1-2]: krasjing
• [2]: bilkrasj

Verwante begrippen

• krasje

Zelfstandig naamwoord

krasj

1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van krasj

Nynorsk

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / kɾaʃ /, / kɾæʃ /

Woordafbreking

• krasj

Woordherkomst en -opbouw

• klanknabootsing; ontleend aan het Engelse zelfstandige naamwoord crash

m	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	krasj	krasjen	krasjar	krasjane

o	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	krasj	krasjet	krasj	krasja

Zelfstandig naamwoord

krasj, m / o

1. (luchtvaart) crash, ongeluk, vliegtuigcrash
2. (verkeer) auto-ongeluk, botsing, ongeluk, verkeersongeluk
3. (geluid) dreun
4. (figuurlijk) ruzie

Synoniemen

• samanstøyt

Afgeleide begrippen

• [1]: flykrasj
• [1]: krasjlande
• [2]: bilkrasj

Verwante begrippen

• krasje

Zelfstandig naamwoord

krasj

1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van krasj