handler

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Händler


Deens

Uitspraak
Woordafbreking
  • hand·ler
Naar frequentie 569

Werkwoord

handler

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van handle

Zelfstandig naamwoord

handler

  1. nominatief onbepaald gemeenschappelijk geslacht meervoud van handel


Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • hand·ler
Woordherkomst en -opbouw
Naar frequentie 709

Werkwoord

handler

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van handle
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   handler     handleren     handlere     handlerne  
genitief   handlers     handlerens     handleres     handlernes  

Zelfstandig naamwoord

  1. (beroep) handelaar, handelsman, koopman
  2. (beroep) handelaarster, koopvrouw
Synoniemen
Afgeleide begrippen