handgiften/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van handgiften | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | handgiften | te handgiften | ||||||
toekomend | zullen handgiften | te zullen handgiften | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gehandgift | te hebben gehandgift | ||||||
toekomend | gehandgift zullen hebben | gehandgift te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
handgiftend | gehandgift | ev. handgift |
mv. verouderd handgift |
handgifte | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | handgift | handgift | handgift | handgift | handgift | handgiften | handgiften | handgiften | |
verleden (o.v.t.) | handgiftte | handgiftte | handgiftte | handgiftte | handgiftte | handgiftten | handgiftten | handgiftten | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal handgiften | zult/zal handgiften | zult/zal handgiften | zult handgiften | zal handgiften | zullen handgiften | zullen handgiften | zullen handgiften | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou handgiften | zou handgiften | zou(dt) handgiften | zoudt handgiften | zou handgiften | zouden handgiften | zouden handgiften | zouden handgiften | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gehandgift | hebt gehandgift | hebt/heeft gehandgift | hebt gehandgift | heeft gehandgift | hebben gehandgift | hebben gehandgift | hebben gehandgift | |
verleden (v.v.t.) | had gehandgift | had gehandgift | had gehandgift | hadt gehandgift | had gehandgift | hadden gehandgift | hadden gehandgift | hadden gehandgift | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gehandgift hebben | zal/zult gehandgift hebben | zult/zal gehandgift hebben | zult gehandgift hebben | zal gehandgift hebben | zullen gehandgift hebben | zullen gehandgift hebben | zullen gehandgift hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gehandgift hebben | zou gehandgift hebben | zou/zoudt gehandgift hebben | zoudt gehandgift hebben | zou gehandgift hebben | zouden gehandgift hebben | zouden gehandgift hebben | zouden gehandgift hebben |