haatzaaien/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van haatzaaien
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		haatzaaien			haat te zaaien
	toekomend		zullen haatzaaien haat zullen zaaien			te zullen haatzaaien haat te zullen zaaien
voltooid	tegenwoordig		haatgezaaid			te haatgezaaid
	toekomend		haatgezaaid zullen			haatgezaaid te zullen
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	haatzaaiend		haatgezaaid			ev. zaai haat	mv. verouderd zaait haat	zaaie haat (bijzin) haatzaaie
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
hoofdzin	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	zaai haat	zaait haat	zaait haat	zaait haat	zaait haat	zaaien haat	zaaien haat	zaaien haat
verleden (o.v.t.)	zaaide haat	zaaide haat	zaaide haat	zaaide haat	zaaide haat	zaaiden haat	zaaiden haat	zaaiden haat
toekomend (o.t.t.t.)	zal haatzaaien	zult/zal haatzaaien	zult/zal haatzaaien	zult haatzaaien	zal haatzaaien	zullen haatzaaien	zullen haatzaaien	zullen haatzaaien
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou haatzaaien	zou haatzaaien	zou(dt) haatzaaien	zoudt haatzaaien	zou haatzaaien	zouden haatzaaien	zouden haatzaaien	zouden haatzaaien
bijzin	.. dat ik	.. dat jij, je	.. dat u	.. dat gij	.. dat hij, zij, het	.. dat wij	.. dat jullie	.. dat zij
tegenwoordig (o.t.t.)	haatzaai	haatzaait	haatzaait	haatzaait	haatzaait	haatzaaien	haatzaaien	haatzaaien
verleden (o.v.t.)	haatzaaide	haatzaaide	haatzaaide	haatzaaide	haatzaaide	haatzaaiden	haatzaaiden	haatzaaiden
toekomend (o.t.t.t.)	zal haatzaaien haat zal zaaien	zult/zal haatzaaien haat zult/zal zaaien	zult/zal haatzaaien haat zult/zal zaaien	zult haatzaaien haat zult zaaien	zal haatzaaien haat zal zaaien	zullen haatzaaien haat zullen zaaien	zullen haatzaaien haat zullen zaaien	zullen haatzaaien haat zullen zaaien
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou haatzaaien haat zou zaaien	zou haatzaaien haat zou zaaien	zou(dt) haatzaaien haat zou(dt) zaaien	zoudt haatzaaien haat zoudt zaaien	zou haatzaaien haat zou zaaien	zouden haatzaaien haat zouden zaaien	zouden haatzaaien haat zouden zaaien	zouden haatzaaien haat zouden zaaien
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij