franchisen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van franchisen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		franchisen			te franchisen
	toekomend		zullen franchisen			te zullen franchisen
voltooid	tegenwoordig		gefranchised			te gefranchised
	toekomend		gefranchised zullen			gefranchised te zullen
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	franchisend		gefranchised			ev. franchise	mv. verouderd franchiset	franchise
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	franchise	franchiset	franchiset	franchiset	franchiset	franchisen	franchisen	franchisen
verleden (o.v.t.)	franchisede	franchisede	franchisede	franchisede	franchisede	franchiseden	franchiseden	franchiseden
toekomend (o.t.t.t.)	zal franchisen	zult/zal franchisen	zult/zal franchisen	zult franchisen	zal franchisen	zullen franchisen	zullen franchisen	zullen franchisen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou franchisen	zou franchisen	zou(dt) franchisen	zoudt franchisen	zou franchisen	zouden franchisen	zouden franchisen	zouden franchisen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij