crowdsurfen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van crowdsurfen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		crowdsurfen			te crowdsurfen
	toekomend		zullen crowdsurfen			te zullen crowdsurfen
voltooid	tegenwoordig		hebben gecrowdsurfd gecrowdsurft			te hebben gecrowdsurfd gecrowdsurft
	toekomend		gecrowdsurfd gecrowdsurft zullen hebben			gecrowdsurfd gecrowdsurft te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	crowdsurfend		gecrowdsurfd gecrowdsurft			ev. crowdsurf	mv. verouderd crowdsurft	crowdsurfe
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	crowdsurf	crowdsurft	crowdsurft	crowdsurft	crowdsurft	crowdsurfen	crowdsurfen	crowdsurfen
verleden (o.v.t.)	crowdsurfde crowdsurfte	crowdsurfde crowdsurfte	crowdsurfde crowdsurfte	crowdsurfde crowdsurfte	crowdsurfde crowdsurfte	crowdsurfden crowdsurften	crowdsurfden crowdsurften	crowdsurfden crowdsurften
toekomend (o.t.t.t.)	zal crowdsurfen	zult/zal crowdsurfen	zult/zal crowdsurfen	zult crowdsurfen	zal crowdsurfen	zullen crowdsurfen	zullen crowdsurfen	zullen crowdsurfen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou crowdsurfen	zou crowdsurfen	zou(dt) crowdsurfen	zoudt crowdsurfen	zou crowdsurfen	zouden crowdsurfen	zouden crowdsurfen	zouden crowdsurfen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb gecrowdsurfd gecrowdsurft	hebt gecrowdsurfd gecrowdsurft	hebt/heeft gecrowdsurfd gecrowdsurft	hebt gecrowdsurfd gecrowdsurft	heeft gecrowdsurfd gecrowdsurft	hebben gecrowdsurfd gecrowdsurft	hebben gecrowdsurfd gecrowdsurft	hebben gecrowdsurfd gecrowdsurft
verleden (v.v.t.)	had gecrowdsurfd gecrowdsurft	had gecrowdsurfd gecrowdsurft	had gecrowdsurfd gecrowdsurft	hadt gecrowdsurfd gecrowdsurft	had gecrowdsurfd gecrowdsurft	hadden gecrowdsurfd gecrowdsurft	hadden gecrowdsurfd gecrowdsurft	hadden gecrowdsurfd gecrowdsurft
toekomend (v.t.t.t.)	zal gecrowdsurfd gecrowdsurft hebben	zal/zult gecrowdsurfd gecrowdsurft hebben	zult/zal gecrowdsurfd gecrowdsurft hebben	zult gecrowdsurfd gecrowdsurft hebben	zal gecrowdsurfd gecrowdsurft hebben	zullen gecrowdsurfd gecrowdsurft hebben	zullen gecrowdsurfd gecrowdsurft hebben	zullen gecrowdsurfd gecrowdsurft hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gecrowdsurfd gecrowdsurft hebben	zou gecrowdsurfd gecrowdsurft hebben	zou/zoudt gecrowdsurfd gecrowdsurft hebben	zoudt gecrowdsurfd gecrowdsurft hebben	zou gecrowdsurfd gecrowdsurft hebben	zouden gecrowdsurfd gecrowdsurft hebben	zouden gecrowdsurfd gecrowdsurft hebben	zouden gecrowdsurfd gecrowdsurft hebben