canvassen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van canvassen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		canvassen			te canvassen
	toekomend		zullen canvassen			te zullen canvassen
voltooid	tegenwoordig		hebben gecanvast			te hebben gecanvast
	toekomend		gecanvast zullen hebben			gecanvast te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	canvassend		gecanvast			ev. canvas	mv. verouderd canvast	canvasse
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	canvas	canvast	canvast	canvast	canvast	canvassen	canvassen	canvassen
verleden (o.v.t.)	canvaste	canvaste	canvaste	canvaste	canvaste	canvasten	canvasten	canvasten
toekomend (o.t.t.t.)	zal canvassen	zult/zal canvassen	zult/zal canvassen	zult canvassen	zal canvassen	zullen canvassen	zullen canvassen	zullen canvassen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou canvassen	zou canvassen	zou(dt) canvassen	zoudt canvassen	zou canvassen	zouden canvassen	zouden canvassen	zouden canvassen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb gecanvast	hebt gecanvast	hebt/heeft gecanvast	hebt gecanvast	heeft gecanvast	hebben gecanvast	hebben gecanvast	hebben gecanvast
verleden (v.v.t.)	had gecanvast	had gecanvast	had gecanvast	hadt gecanvast	had gecanvast	hadden gecanvast	hadden gecanvast	hadden gecanvast
toekomend (v.t.t.t.)	zal gecanvast hebben	zal/zult gecanvast hebben	zult/zal gecanvast hebben	zult gecanvast hebben	zal gecanvast hebben	zullen gecanvast hebben	zullen gecanvast hebben	zullen gecanvast hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gecanvast hebben	zou gecanvast hebben	zou/zoudt gecanvast hebben	zoudt gecanvast hebben	zou gecanvast hebben	zouden gecanvast hebben	zouden gecanvast hebben	zouden gecanvast hebben