aandurven

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·dur·ven
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aandurven
durfde aan
aangedurfd
zwak -d volledig

Werkwoord

aandurven

  1. overgankelijk de moed hebben om te beginnen met, durven te doen
    • Er zijn weinig mensen die het aandurven om hun pc onder te brengen in een kast die ze zelf ontworpen en gebouwd hebben. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be