Schtor

Uit WikiWoordenboek
En Schtor
Een winkel

Pennsylvania-Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • Schtor
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Engelse zelfstandige werkwoord store
enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief en Schtor der Schtor
datief me Schtor em Schtor
accusatief en Schtor der Schtor

Zelfstandig naamwoord

Schtor, m

  1. (economie) gsm-shop, telefoonwinkel
    «Letschte Woch bin ich zu meinre Verizon Schtor gange.»
    Vorige week ging ik naar mijn Verizon gsm-shop.
Opmerkingen

Meer informatie