telefoonwinkel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • te·le·foon·win·kel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord telefoonwinkel telefoonwinkels
verkleinwoord telefoonwinkeltje telefoonwinkeltjes

Zelfstandig naamwoord

de telefoonwinkelm

  1. winkel waar men (mobiele) telefoons en telefoonabonnementen verkoopt
     De verdachten zouden ten minste acht vrouwen uit hun kennissenkring hebben gedwongen een abonnement te nemen. Volgens de politie werden de vrouwen bedreigd met een wapen. Daarna ging één van de verdachten mee de telefoonwinkel in om erop toe te zien dat het slachtoffer daadwerkelijk een abonnement afsloot.[1]
     Telefoonwinkel The Phone House sluit vijftig van zijn ongeveer 200 vestigingen. Ook gaan er 200 banen verloren. Dat heeft het bedrijf bekendgemaakt.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 26 oktober 2022 Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Bende drong abonnementen op” (Donderdag 26 september 2013, 20:30), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 26 oktober 2022 Weblink bron
    NOS Nieuws
    “The Phone House sluit 50 winkels” (Dinsdag 22 juli 2014, 12:44), NOS