Bude

Uit WikiWoordenboek

Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • Bu·de
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Middelhoogduitse woord "buode"
enkelvoud meervoud
nominatief die Bude die Buden
genitief der Bude der Buden
datief der Bude den Buden
accusatief die Bude die Buden

Zelfstandig naamwoord

Bude v

  1. keet, kraam, stalletje (b.v. een marktkraam, een bloemenstalletje)
  2. (spreektaal), (pejoratief) huisje, krot
  3. (spreektaal), (pejoratief) kamer (b.v. een studentenkamer), krotwoning
  4. (spreektaal), (pejoratief) café, kantoor, shop, winkel, zaal
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [3]: eine sturmfreie Bude
de kamer waar je vrij kunt ontvangen
  • [3]: jemandem fällt die Bude auf den Kopf
iemand wordt het in zijn wonning of kamer te vervelend
  • [3-4]: jemandem auf die Bude rücken
1. iemand thuis bezoeken zonder aangediend te zijn
2. zich met iemand ernstig over iets onderhouden
3. iemand in het nauw brengen, iemand lastigvallen
  • [3-4]: jemandem die Bude auf den Kopf stellen
1. onstuimig vieren dat achterna het hele huis is in wanorde
2. een huis, woning of shop grondig doorzoeken
  • [4]: jemandem die Bude einrennen
bij iemand voor hetzelfde herhaaldelijk een bezoek afleggen
  • [4]: Leben in die Bude bringen
    Schwung in die Bude bringen
in een zaal voor entertainment en humor zorgen