huisje
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- huis·je
Woordherkomst en -opbouw
Zelfstandig naamwoord
het huisje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord huis
- ▸ ‘Damn, you snore Van Go!’ zei Goldie zo hard dat iedereen er wakker van werd. ‘No I don’t,’ ontkende ik met een dikke grijns en liep naar buiten om een huisje te boeken voor de komende nacht.[1]
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord huisje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "huisje" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -je in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %