zwierbol

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zwier·bol
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zwierbol zwierbollen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

zwierbol

  1. een aan een touw opgehangen bol waarmee men kegels tracht om te doel vallen
    • Vroeger hadden ze zwierbollen op de kermis. 
  2. iemand die te makkelijk teveel geld uitgeeft aan drank en vrouwen
Synoniemen

Werkwoord

vervoeging van
zwierbollen

zwierbol

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwierbollen
    • Ik zwierbol. 
  2. gebiedende wijs van zwierbollen
    • Zwierbol! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwierbollen
    • Zwierbol je? 

Gangbaarheid

Verwijzingen