zouteloos

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zou·te·loos
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van zout met het achtervoegsel -loos met het invoegsel -e-
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen zouteloos zoutelozer zouteloost
verbogen zouteloze zoutelozere zoutelooste
partitief zouteloos zoutelozers -

Bijvoeglijk naamwoord

zouteloos

  1. overdrachtelijk: waar alle belangwekkendheid aan ontbreekt
    • Wat een zouteloze uitvoering was dat, zeg. 
Vertalingen

Gangbaarheid

78 % van de Nederlanders;
50 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be