zoölogie
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zoö·lo·gie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘dierkunde’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1720 [1]
- met het voorvoegsel zoö- met het achtervoegsel -logie
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zoölogie | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
zoölogie v
- (wetenschap) de wetenschap die de dieren bestudeert
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen
1. de wetenschap die de dieren bestudeert.
Gangbaarheid
- Het woord zoölogie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "zoölogie" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Voorvoegsel zoö- in het Nederlands
- Achtervoegsel -logie in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Wetenschap in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 94 %
- Prevalentie Vlaanderen 95 %