zoöloog

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zoö·loog
Woordherkomst en -opbouw
  • met het voorvoegsel zoö- met het achtervoegsel -loog
enkelvoud meervoud
naamwoord zoöloog zoölogen
verkleinwoord zoöloogje zoöloogjes

Zelfstandig naamwoord

de zoöloogm

  1. (dierkunde) (beroep) een wetenschapper die zich bezig houdt met de studie van dieren
    • Zoölogen maken zich grote zorgen omdat er veel diersoorten bedreigd worden met uitsterven. 
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

91 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be