Naar inhoud springen

zielental

Uit WikiWoordenboek
Versie door Snorrebot (overleg | bijdragen) op 14 jun 2019 om 18:36 (→‎top: vervanging sjabloon samenstelling)
  • zie·len·tal
enkelvoud meervoud
naamwoord zielental -
verkleinwoord - -

zielental o

  1. het totaal aantal personen, de bevolking, met name het aantal personen dat tot een kerkelijke gemeenschap behoort
    • Het zielental was enigszins toegenomen. 
54 % van de Nederlanders;
41 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be