ziekteoorzaak
Uiterlijk
- ziek·te·oor·zaak
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ziekteoorzaak | ziekteoorzaken |
verkleinwoord |
- (medisch) factor die ervoor zorgt dat een organisme ziek wordt
- ▸ Roken blijft veruit de grootste doods- en ziekteoorzaak in de Europese Unie. Elk jaar sterven meer dan 650.000 Europeanen omdat zij roken. Dat is één op zeven doden in de EU.[2]
- ▸ Hofmans zag zichzelf als „contactsleuteltje tussen de genadevolle hulp en de ziekte". Ze kon volgens eigen zeggen geen zieken genezen, maar de ziekteoorzaak constateren.[3]
1. factor die ervoor zorgt dat een organisme ziek wordt
- Het woord ziekteoorzaak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Fabrikant moet eigen sigaret volgen” (23 februari 2008), Het Parool
- ↑ Weblink bron “Greet Hofmans wilde dood, maar kreeg een roeping” (16-12-2004), Reformatorisch Dagblad