zie af
Uiterlijk
- zie af
vervoeging van |
---|
afzien |
zie af
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afzien
- Ik zie af.
- gebiedende wijs van afzien
- Zie af!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afzien
- Zie je af?
- aanvoegende wijs van afzien
- Het woord zie af staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.