zesennegentighoek

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zes·en·ne·gen·tig·hoek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zesennegentighoek zesennegentighoeken
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de zesennegentighoekm

  1. (meetkunde) meetkundige figuur met zesennegentig hoeken
      Maar de zeshoek in den cirkel komt veel naderbij, dan de driehoek, de twaalfhoek nader dan de zeshoek. De zesënnegentighoek verschilt minder dan de twaalfhoek, enz.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 juli 2020 Weblink bron
    Hendrik Jan Spijker
    Mengelwerk. : Eenige losse bladen uit het dagboek mijner school- en studiejaren. in: Vaderlandsche Letteroefeningen., jrg. 85 deel 2 (1845), G.S. Leeneman van der Kroe en J.W. IJntema, Amsterdam, 518/519