zelfscankassa

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

zelfscankassa
Uitspraak
Woordafbreking
  • zelf·scan·kas·sa
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zelfscankassa zelfscankassa's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de zelfscankassav / m

  1. plaats waar klanten zelf afrekenen door zelf de producten te scannen
     De 34-jarige klant had bij de zelfscankassa in de Albert Heijn aan de Pampusweg te weinig betaald. Hij leek aanvankelijk mee te werken met personeel dat hem erop aansprak. Maar toen de poortjes openden, vluchtte hij naar buiten, gevolgd door de medewerkers.[1]
     Bordewijk ziet nog meer kansen bij de opmars van de zelfscankassa. "Je kunt dan meer mensen inzetten op echt specialistisch werk, zet vakmensen die bijvoorbeeld echte slagerskennis hebben weer op de vleesafdeling."[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron “Winkelbediende springt op motorkap auto gevluchte dief” (10-05-2013), Tubantia
  2. Bronlink Weblink bron
    Chris Klomp
    “Zelfscanner verdrijft het kassameisje nog niet” (06-10-2015), Tubantia