zelfbewoningsplicht

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zelf·be·wo·nings·plicht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zelfbewoningsplicht zelfbewoningsplichten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de zelfbewoningsplichtv / m

  1. de verplichting om zelf in een gekochte woning te gaan wonen en deze woning dus niet te gebruiken als beleggingsobject
     De wethouder wil de verkamering verder aanpakken door in sommige wijken een vergunningsplicht in te stellen voor verhuurders. Daarvoor moet wel eerst de wet worden gewijzigd; binnenkort komt de minister van Binnenlandse Zaken met een voorstel. Ook is de hulp van het Rijk nodig om een zelfbewoningsplicht mogelijk te maken. Die zelfbewoningsplicht, waarbij een koper verplicht is om in het huis te gaan wonen, kan de gemeente nu alleen invoeren voor nieuwe huizen.[1]
     Ze missen een 'noodknop' om extreme huurstijgingen te verbieden of een zelfbewoningsplicht om zo huisjesmelkers af te schrikken. "Ik zit eigenlijk al anderhalf jaar te wachten, hartstikke zonde", zegt de Amsterdamse wethouder Laurens Ivens.[2]
     Steeds meer gemeenten voeren een zogeheten zelfbewoningsplicht in. De koper wordt hiermee verplicht zelf het huis te gaan bewonen. Het is niet langer toegestaan de woning te verhuren. Dat blijkt uit een inventarisatie van Het Financieele Dagblad.[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 2 november 2023 Weblink bron “Investeerders duiken op Haagse wijken: 'Ze stoppen flyers door de bus'” (Dinsdag 16 maart 2021, 10:06), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 2 november 2023 Weblink bron “'Grote steden missen landelijke hulp bij aanpakken excessen woningmarkt'” (Dinsdag 12 januari 2021, 01:16), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 2 november 2023 Weblink bron “Steeds meer gemeenten voeren woonplicht in voor eigenaar nieuwbouwwoningen” (Maandag 10 augustus 2020, 09:35), NOS