zakje
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zak·je
Zelfstandig naamwoord
zakje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord zak
Hyponiemen
- boterhamzakje, filterzakje, gripzakje, haarzakje, hartenzakje, hartzakje, kerkenzakje, loonzakje, sporenzakje, theezakje