Naar inhoud springen

wrok

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wrok
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘rancune’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1550 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord wrok
verkleinwoord wrokje wrokjes

Zelfstandig naamwoord

wrok m

  1. blijvend gevoel van onvrede over geleden of vermeend onrecht
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
wrokken

wrok

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wrokken
    • Ik wrok. 
  2. gebiedende wijs van wrokken
    • Wrok! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wrokken
    • Wrok je? 

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen