wrok
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- wrok
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘rancune’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1550 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wrok | |
verkleinwoord | wrokje | wrokjes |
Zelfstandig naamwoord
wrok m
- blijvend gevoel van onvrede over geleden of vermeend onrecht
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1.
Werkwoord
vervoeging van |
---|
wrokken |
wrok
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wrokken
- Ik wrok.
- gebiedende wijs van wrokken
- Wrok!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wrokken
- Wrok je?
Gangbaarheid
- Het woord wrok staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wrok" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ "wrok" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be