Naar inhoud springen

worth

Uit WikiWoordenboek
enkelvoud meervoud
worth -

worth

  1. waarde
    «He proved his worth
    Hij liet zien wat hij waard was.
stellend vergrotend overtreffend
worth - -

worth

  1. predicatief: be ~ waard zijn
    «I wonder what this house would be worth
    Ik vraag me af wat dit huis waard is.