winkelkast
Uiterlijk
- Geluid: winkelkast (hulp, bestand)
- IPA: / ˈwɪŋkəlˌkɑst / (3 lettergrepen)
- win·kel·kast
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | winkelkast | winkelkasten |
verkleinwoord | winkelkastje | winkelkastjes |
- kast of etalage in een winkel waarin de te verkopen waren uitgestald liggen
- ▸ Bij Rookmaker hing juist een groote 'photogravure' alleén in de winkelkast: 'la dernière cartouche' of 'de laatste patroon', waarop een gekwetste 'zouaaf' neêrzeeg.[2]
- ▸ De daders gooiden een koevoet in een winkelruit aan de kant van de Brugsesteenweg. De koevoet werd nadien teruggevonden. Tussen de vernielde etalageruit en de leeggeroofde winkelkasten is een vijftal meters afstand. Onderweg lieten de inbrekers alle uitgestalde koopwaar ongemoeid. De daders wisten blijkbaar goed waarvoor zij kwamen.[3]
- Het woord 'winkelkast' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Jacobus” (1930), Saga, ISBN 9788728433317
- ↑ Weblink bron door Herwig Willaert“Koevoet in winkelruit” (25 mei 2002), De Standaard
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal