wezenloosheid
Uiterlijk
- we·zen·loos·heid
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | wezenloosheid | wezenloosheden |
| verkleinwoord |
de wezenloosheid v
- het wezenloos zijn
- De wezenloosheid van zijn blik deed geen grote intelligentie vermoeden.
- Het woord wezenloosheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.