wenden af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wen·den af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afwenden

wenden (…) af

  1. meervoud tegenwoordige tijd van afwenden
vervoeging van
afwennen

wenden (…) af

  1. meervoud verleden tijd van afwennen
    • Wij wenden af. 
    • Jullie wenden af. 
    • Zij wenden af. 

Gangbaarheid