Naar inhoud springen

ween

Uit WikiWoordenboek
  • ween
vervoeging van
wenen

ween

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wenen
    • Ik ween. 
  2. gebiedende wijs van wenen
    • Ween! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wenen
    • Ween je? 
75 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


vervoeging
onbepaalde wijs to  ween 
he/she/it  weens 
verleden tijd  weened 
voltooid
deelwoord
 weened 
onvoltooid
deelwoord
 weening 
gebiedende wijs  ween 

ween

  1. onovergankelijk jammeren, schreien, wenen
  2. onovergankelijk (verouderd) klagen, lamenteren




ween

  1. zijn


ween

  1. zijn